Bedriegers toegestaan
Bruno Gröning geeft alle mensen de kans om te keren
Afgedwongen betalingen – medewerkers tonen hun ware gezicht
Steeds weer verschenen mensen onder het voorwendsel van ondersteuning aan Bruno Gröning. Velen waren echter alleen maar erin geïnteresseerd profijt van zijn vermogens te hebben. Hij leek een onweerstaanbare aantrekkingskracht op zulke mensen te hebben. Als zij hun doel niet bereikten of Gröning afstand van hen nam, probeerden zij vaak hem door langdurige processen tot betaling van geld te dwingen.
Zoals bijvoorbeeld mevrouw Hülsmann, die met haar man in maart 1949 Bruno Gröning uit dankbaarheid voor de genezing van haar zoon als gast bij zich in Herford opnam. Nadat was komen vast te staan, dat zij aan Gröning niets kon verdienen, diende zij een aanklacht in bij de arbeidsrechtbank. Zij liet zich de tijd, die zij hem ooit kosteloos ter beschikking had gesteld, als werkuren berekenen en vorderde haar loon met terugwerkende kracht. Bruno Gröning moest haar tot zijn levenseinde een maandelijkse termijn betalen. Dat was geen op zichzelf staand geval. In zo'n of soortgelijke vorm toonden velen van zijn voormalige medewerkers hun ware gezicht.
„Ook deze mensen moesten er zijn om te laten blijken hoe de mens is”
Maar waarom liet Bruno Gröning deze vermeende helpers zo dicht bij hem komen? Waarom hield hij zulke „zakenlieden“ niet eenvoudig van zijn lijf? In een toespraak op 31 augustus 1950 in München ging hij op deze kwestie in: „Wat mensen tot nu toe niet onbeproefd gelaten hebben, is geweest, aan deze kleine man met zijn kennis en kunnen geld te verdienen. Zij geloofden een goudmijn te hebben gevonden. Zij hebben ook voor een deel de mogelijkheid gehad geld te verdienen, maar profijt hebben zij God zij dank niet. Ook deze mensen moesten er zijn, en wel daarom, om naar voren te brengen, wie de mens is, dat de mens over lijken gaat en er niet naar vraagt, of de zieke wordt geholpen of niet. Er zijn mensen, die over lijken gaan, die een zieke rustig kunnen zien liggen. Deze mensen hebben er nooit naar gevraagd, zij hebben niets onbeproefd gelaten om in mijn nabijheid te zijn. Ik weet, er wordt hier en daar de vraag aan de orde gesteld, ja, als die man zoveel weet, waarom heeft hij dan dit niet geweten, misschien weet hij niets. Of en in hoeverre ik iets weet, zult u geleidelijk aan te weten komen. Maar dit moest gebeuren. Dit materiaal heeft aan deze opbouw ontbroken, om voor u allen de weg vrij te maken.“
„… dan weet iedereen wie u bent“
Grete Häusler (1922-2007, zelf genezen, jarenlang medewerker van Bruno Gröning en stichter van de Bruno Gröning-Vriendenkring beschrijft in haar boek Hier is de waarheid rond Bruno Gröning het volgende voorval: „Toen ik eens bij het afscheid de heer Gröning al het goede wenste en zei: ‚Meneer Gröning, ik wens u, dat u nu rust mag hebben om te werken en door geen enkele verkeerde medewerker wordt aangevallen,‘ antwoordde hij tot mijn grote verbazing: ‚Helemaal fout, dat moet zo zijn!‘ Ik begreep dat toen niet, maar hij legde mij uit, waarom hij dit allemaal moest doen en doorstaan. Hij gaf mij daarmee een groot geheim prijs: ‚Ik weet, wat een mens in zich draagt. Als ik echter tegen de mensen zou zeggen: ‚Dat is een leugenaar, dat is een bedrieger, een dief,‘ dan zou niemand mij geloven. Wat moet ik doen? Ik moet deze mensen naar mij toe trekken, hun het goede leren, hen tot ommekeer bewegen en hun dan de gelegenheid geven te liegen, te bedriegen en te stelen. Als zij het nu desondanks doen, weet ieder, wie zij zijn. Dan laat ik ze heel dichtbij mij komen, en ben niet laf, dan vecht ik.‘“
Nieuwe wegen en doodlopende wegen
Profiteurs rond Gröning
Een Gröning-manager, die zich zelf heeft benoemd met exclusieve eisen
Uit dankbaarheid voor de genezing van zijn vrouw wilde de zakenman uit Wangerooge Otto Meckelburg Bruno Gröning ondersteunen en legde deze concrete plannen voor de oprichting van genezingsoorden voor. Bruno Gröning ging erop in en Meckelburg werd zijn „manager“.
Eind december begaven beiden zich naar Wangerooge. Hier sprak Gröning op door Meckelburg georganiseerde bijeenkomsten en bewerkstelligde talloze genezingen. Hij schonk de man zijn volle vertrouwen. In een op 8 januari 1950 op Wangerooge schriftelijk vastgelegde verklaring legde hij de toekomst van zijn werk geheel in handen van Meckelburg:
„De heer Gröning verklaart zich akkoord met dit plan van de heer Meckelburg, en verplicht zich zijn persoon tot het bereiken van dit doel volledig ter beschikking te stellen om de heer Meckelburg bij de voorgenomen verenigingsoprichting en de vereniging zelf bij haar latere werk elke noodzakelijke ondersteuning ten deel te laten vallen en überhaupt alles wat in zijn macht ligt te doen, wat de bovengenoemde doelen kan dienen. Deze verplichting neemt de heer Gröning op zich, zowel tegenover de heer Meckelburg persoonlijk als tegenover de in de oprichting begrepen vereniging met de bovengenoemde doelstelling. De heer Gröning verplicht zich bovendien deze ondersteuning geen andere persoon en geen ander gezelschap ten deel te laten vallen. Hij zal zijn werk in het kader van de vereniging en alleen in overeenstemming met de heer Meckelburg uitoefenen.“
Nog in januari richtte Meckelburg de Vereniging tot Onderzoek van de Gröningse Geneesmethoden op. Hijzelf werd directeur en ontving een maandloon van 1.000,- D.M. Bruno Gröning kreeg geen geld. Het bleek, dat Meckelburg zijn beloftes niet nakwam. Hij zag Gröning alleen als geldbron en betitelde hem spottend als zijn „beste paard van stal“. De patiënten waren hem om het even. Hij had Gröning met het contract aan zich gebonden, en de „wondergenezer“ moest doen, wat hij verlangde.
Pas in juni 1950 lukte het Gröning zich van Meckelburg los te maken, waarop deze hem wraak zwoer: „Die Gröning zal ik wel kleinkrijgen, ik breek hem al z'n botten.“
Een alternatief genezer met aanbiedingen om lezingen te geven
Hierna werkte Gröning enkele maanden samen met de Münchener alternatief genezer Eugen Enderlin. Deze had op de Traberhof een genezing gekregen en bood Bruno Gröning aan in zijn praktijk toespraken te houden. Maar ook Enderlin ontpopte zich als profiteur. Het ging hem niet erom te helpen, maar hij wilde uit het „fenomeen Gröning“ geld slaan. Tegen het einde van het jaar maakte Gröning zich ook los van hem en eveneens een herhaalde samenwerking in 1952/53 mislukte door dezelfde oorzaken.
Een carrièremaker als genezer
In de daaropvolgende tijd hield Gröning toespraken in het pension Weikersheim in Gräfelfing. De journalist dr. Kurt Trampler nam hem bij zich op en organiseerde de bijeenkomsten. Hij kende Gröning al sinds de herfst van 1949. Destijds was hij als verslaggever van een krant in München naar de Traberhof gekomen en had onverwacht de genezing van een beenkwaal gekregen. Uit dankbaarheid schreef hij het boek De grote Ommekeer en zette zich bij de autoriteiten voor Gröning in. Net zoals bij Enderlin waren ook de toespraken in Gräfelfing goed bezocht. Ongelooflijke genezingen vonden plaats. Maar ook de verbinding met Trampler brak. Hij meende op een dag genoeg van Gröning geleerd te hebben, verliet hem en maakte zich als genezer zelfstandig.
De Traberhof - Massale stormloop in Rosenheim
Tot aan 30.000 hulpzoekenden verzamelen zich dagelijks in september 1949 voor Gröning
Na afsluiting van de Heidelbergse onderzoeken keerde Bruno Gröning in augustus 1949 naar Zuid-Duitsland. Hij wilde de drukte die om zijn persoon gemaakt werd ontlopen en trok zich terug op een landgoed bij Rosenheim in de buurt van München. Eerst lukte het om zijn verblijf geheim te houden. Nadat echter de eerste kranten over zijn aankomst in Beieren melding hadden gemaakt, begon een massale bestorming.
Tot 30.000 mensen stroomden dagelijks naar de Traberhof bij Rosenheim. Pers, radio en weekbladen deden verslag. Er draaide zelfs een bioscoopfilm met de titel „Gröning“ en de gebeurtenissen rond hem gaven bewijs.
Bijbelse taferelen
De krant Zeitungsblitz berichtte in de tweede week van september in een speciale editie: „Intussen hadden zich meer dan tienduizend mensen verzameld, die allen sinds uren in de gloeiende hitte op het grote ogenblik wachtten dat Gröning op het balkon kwam, tot de menigte sprak en zijn genezende kracht uitstraalde. De mensen stonden dicht op elkaar gedrukt, om in het volle genot van zijn ‚genezende stralen‘ te komen. Reeds begonnen de reacties te komen bij de ernstigste zieken in hun rolstoelen en zitplaatsen en bij de mensen die apart aan de kant stonden. Opnieuw begonnen halfblinden te zien, opnieuw verhieven zich mensen die tot dan toe niet konden lopen, opnieuw bewogen verlamden hun stijve ledematen. Honderden vertelden over ergere pijn op de zieke plekken, over trekken, steken en kriebelen, over een gevoel van een onbeschrijfelijk ‚licht-zijn‘ en plotseling verdwijnende hoofdpijn.“
Niet alleen op de Traberhof kwam het tot Bijbelse taferelen. Overal waar Gröning verscheen, was hij in een oogwenk omringd door talloze zieken. Anita Höhne beschrijft in haar boek Geistheiler heute de toestand rond Gröning: „Als Gröning alleen maar zijn komst aankondigde, begonnen er al pelgrimstochten. Typisch de taferelen die de journalist Rudolf Spitz bij een Gröning-bezoek in september 1949 in München zag:
‚Om 19.00 uur stonden er duizenden in de Sonnenstrasse. Om 22.30 uur stonden ze er nog. Ik heb in vijf jaren oorlog veel meegemaakt, maar nooit was ik meer verbijsterd dan in de vier uur waarin ik tegenover Bruno Gröning zat en een gruwelijke parade van ellende en lijden meemaakte. Epileptici, blinden en verlamden op krukken verdrongen zich voor hem. Moeders hielden hun verlamde kinderen voor. Er waren mensen die flauwgevallen waren, er klonk geschreeuw, smekend hulpgeroep, verzoeken, wensen, diepe zuchten.‘“
Staatsorganen bekennen welgezindheid
Anita Höhne citeert de journalist Rudolf Spiz: „‚Zieken op draagbaren, verlamden, een grote mensenmenigte aanschouwde een andere journalist uit München, dr. Kurt Trampler, ook op de Traberhof bij Rosenheim, waar Bruno Gröning toen verbleef, Trampler kwam als verslaggever van de weekkrant Münchener Allgemeiner - een nuchtere journalist, die alleen maar geloofde wat hij zelf zag en hoorde: ‚Wij horen nu vanaf het balkon een stem die niet van Gröning is, en haasten ons naar het raam. Pitzer, het hoofd van de politie in München, spreekt tot de verzamelde mensen. Hij vertelt dat de ischias die hem jarenlang geplaagd had, in Grönings aanwezigheid minder is geworden. Pitzer is bepaald geen man die tot hypergevoelige voorstellingen neigt, maar van wat hij aan zichzelf heeft waargenomen, kan hij getuigen. Nu staat hij openlijk aan Grönings kant, en de CSU-afgevaardigde Hagen volgt hem met een zelfde verklaring.‘“
Ook de Beierse autoriteiten waren Bruno Gröning welgezind. Het dagblad Münchener Merkur meldde op 7 september 1949 onder de kop „Welwillendheid jegens Gröning“: „Minister-president dr. Erhard verklaarde op maandag op een persconferentie, dat men het werken van een ‚buitengewone verschijning‘ zoals Bruno Gröning niet door paragrafen van de wet moest laten mislukken. Volgens zijn opvatting staan geen grote problemen de toelating van Gröning in Beieren in de weg.
Het Beierse Binnenlandse Staatsministerie maakt bij de redactiesluiting bekend: Het voorlopig onderzoek naar het genezende werken van Bruno Gröning heeft uitgewezen, dat dit als een vrij liefdewerk beschouwd kan worden en in dit kader geen toestemming nodig heeft volgens de genezerswet (Heilpraktikergesetz, in Nederland niet van toepassing).“
Van beschadiging van zijn goede naam tot medische documentatie van genezingen
Op de Traberhof werd rond Gröning veel drukte gemaakt. Er kwamen veel zakenlieden die munt uit zijn bijzondere gave wilden slaan. Deze brachten zijn naam en aanzien schade toe en bewerkstelligden dat de autoriteiten er afstand van namen. Toen de toestand onhoudbaar werd, trok Gröning zich in de Beierse bergen terug. Hij wilde enkele aanbiedingen voor de opbouw van herstellingsoorden nagaan. Het was zijn doel instellingen voor elkaar te krijgen waarin hulpzoekenden in geordende banen genezing zouden kunnen verkrijgen. Artsen zouden voor- en na-onderzoeken naar het Heidelbergse voorbeeld moeten doen en de intredende genezingen documenteren.
Het „fenomeen Gröning“ en de wetenschap
Medische toets in Heidelberg belooft schriftelijk rapport
In deze tijd in Herford begonnen de medisch gespecialiseerde medewerkers van het tijdschrift Revue Grönings genezingssuccessen te onderzoeken. De Marburgse psycholoog en geneeskundige prof. dr. H.G. Fischer ging met een speciale staf van correspondenten naar Herford. Daar voerde hij gesprekken met genezen mensen en moest verrast vaststellen dat Grönings „methode“ inderdaad succesvol was. Vervolgens besloot de Revue om aan de wetenschappelijke opheldering van het „fenomeen Gröning“ bij te dragen. In de Heidelbergse universiteitskliniek moest de „geneesmethode“ van de „wondergenezer“ onderzocht worden.
Bruno Gröning ging op de voorstellen van Fischer in, omdat deze hem bij een gunstig verloop een positief rapport beloofde. Gröning hoopte een weg tot vrij werken gevonden te hebben.
Genezingen voor de ogen van de artsen - „Bruno Gröning geen charlatan”
Op 27 juli begonnen de onderzoeken. De personen bij wie hij zijn kunnen moest bewijzen, werden uit de groep van die zieken uitgekozen, die zich in meer dan 80.000 smeekbrieven tot hem gewend hadden. Hierbij kwamen enkele patiënten van de Heidelbergse Ludolf-Krehl-Kliniek. Zij allen kregen een zorgvuldig vooronderzoek, en er werden nauwkeurige diagnosen gesteld. Aansluitend kwamen zij naar Gröning, die „zijn methode“ bij hen liet werken. Hierbij waren steeds artsen aanwezig. Zij waren er getuige van hoe ziekten deels spontaan verdwenen. De in de kliniek uitgevoerde na-onderzoeken bevestigden de genezingen. Zelfs ongeneeslijke ziekten, zoals de ziekte van Bechterew, werden genezen.
In een in de Revue afgedrukt voorrapport verklaarde prof. dr. Fischer uitdrukkelijk dat Bruno Gröning geen charlatan, maar een op natuurlijke wijze begaafde zielkundige was. Daarmee probeerde hij het „fenomeen Gröning“ vanuit zijn zienswijze te verklaren, zonder hem echter recht te laten wedervaren.
Gröning weigert winstbejag
Het definitieve rapport moest na verwerking van de resultaten opgesteld worden. Bruno Gröning kreeg de verzekering dat de weg voor zijn verdere werken definitief werd vrij gemaakt. In de tussentijd deden de heren professoren Fischer en Von Weizsäcker (onder wiens bescherming de hele onderneming stond) Bruno Gröning het volgende voorstel: zij wilden herstellingsoorden oprichten waarin hij aan de zijde van artsen moest werken. De leiding en keuze van de patiënten behielden zij zich voor.
Daarop zei Bruno Gröning: „De aan mij door prof. F. in deze samenhang gestelde financiële voorwaarden enzovoort waren zo gesteld, dat zij voor mij onaanvaardbaar waren. Natuurlijk werden hierover veel besprekingen gevoerd, ook met heren die dit werk wilden financieren. Ik kon het met de voorstellen van professor F. niet eens zijn en heb ze daarom afgewezen, omdat ik
- geen cent bezat, dus kon ik jegens hem ook geen financiële verplichtingen op mij nemen, die ik niet zou hebben kunnen nakomen;
- nooit eraan gedacht heb om van het hele plan een handel te maken.
Het was voor mij daarom allemaal een onmogelijke eis. Bovendien wilde ik alleen maar dat doen, zoals het mij door mijn roeping is gegeven: de hulpzoekende helpen en mij daarom voor de artsen zoals psychotherapeuten ter beschikking stellen, maar nooit een handel van de hele zaak maken.“
Uitblijven van het rapport en potentieel conflict met de wet
De afwijzende houding van Bruno Gröning liet de professoren hun belangstelling voor hem verliezen. Het beloofde rapport werd nooit opgesteld. In plaats van voor hem een vrij werken mogelijk te maken, werden voor hem slechts nieuwe obstakels op de weg gelegd. Met betrekking tot de onderzoeken werd zijn „genezingsmethode“ met begrippen als „behandeling“, „patiënt“ etc. benoemd en als medisch werk gewaardeerd. Daarmee was een conflict met de Heilpraktikerwet (wet op het alternatief genezen - in Nederland niet van toepassing) voorgeprogrammeerd.
1949 - In het middelpunt van de publiciteit
Bruno Grönings werken in Herford
Duizenden zieken en hulpzoekenden belegeren Gröning
De negenjarige Dieter Hülsmann was reeds langere tijd bedlegerig. Hij leed aan progressieve spierdystrofie en geen van de bezochte artsen en professoren kon hem helpen. Nadat Bruno Gröning zich over de jongen had ontfermd, kon het kind weer lopen. Ingenieur Hülsmann - overweldigd door de plotselinge genezing van zijn zoon - vroeg de gast te blijven. Hij wilde nog andere zieken uitnodigen, die - aldus Hülsmann - de „wonderman“ moest helpen.
Bruno Gröning nam het aanbod aan, en elke dag kwamen er meer hulpzoekenden. Steeds meer mensen hoorden over het wonderbaarlijke gebeuren rond Gröning. Het duurde niet lang of zijn naam lag op ieders lippen. De kranten berichtten over de „wondergenezer“ en in de Britse zone werd hij tot het gesprek van de dag. Duizenden stroomden naar de Wilhelmsplatz, mensenmassa's belegerden het huis.
Manfred Lütgenhorst van het dagblad Münchener Merkur schreef op 24 juni 1949 o.a.: „Toen ik 's morgens om 10.30 uur in Herford aankwam, stonden er voor het kleine, twee verdiepingen tellende huis op de Wilhelmsplatz zo'n duizend mensen. Het was een onbeschrijfelijk beeld van ellende. Talloze verlamden in rolwagentjes, anderen die door hun familie gedragen werden, blinden, doofstommen, moeders met onnozel geworden en verlamde kinderen, oude omaatjes en jonge mannen verdrongen zich en kreunden. Bijna honderd auto's, vrachtwagens en omnibussen stonden op het plein geparkeerd, en allen kwamen ze van verre.“
Verlammingen, maagzweren, blindheid: „de heer Gröening keek me aan en nu ben ik weer volledig gezond.”
Manfred Lütgenhorst gaat verder: „ ,Gelooft u dat u zult genezen?‘ vroeg ik aan de zieken. Ze knikten. ,Gisteren had u hier moeten zijn,‘ antwoordde iemand, ,Meneer Gröning was in Viersen in het Rijnland, en hier op de binnenplaats stonden vijf verlamden op en gingen gezond naar huis. Genezing op afstand - de binnenplaats heeft hen gezond gemaakt.‘ De andere zieken bevestigden het.
Ik ging verder door de menigte en stenografeerde hun wonderbaarlijke vertellingen mee. Deze alleen al waren genoeg om er een boek mee te vullen. Toen ik een sigaret opstak, zei een jonge man naast mij: ‚Alstublieft, verkoopt u mij er eentje!‘ Hij droeg een uniformjas en zag eruit als iemand die uit Rusland was teruggekeerd. Ik gaf hem de sigaret. Hij stak hem op en zei overmoedig: ‚Ziet u, alles kan ik nu weer alleen.‘ Daarbij bewoog hij zijn rechterarm samen met de vingers en zijn rechterbeen. ‚Bent u ook door Gröning genezen?‘ vroeg ik. ‚Ja, ik raakte in Rusland aan de rechterkant verlamd. Meneer Gröning keek mij aan, en nu ben ik weer helemaal gezond, ik kan het nog altijd niet begrijpen.‘ Gelukkig zwaaide hij met zijn ledematen.
Ik ging op een groep af, die zich rond een blonde, ongeveer veertigjarige vrouw schaarde. ‚Natuurlijk,‘ hoorde ik de vrouw zeggen, ‚ben ik ook door meneer Gröning genezen. Ik had enorme maagzweren, ik werd steeds magerder en kon van de pijn niet meer slapen. Met twaalf personen waren we bij Gröning.[...] Mij keek hij aan, en toen was het bij mij alsof de zweren als een steen op de aarde vielen. Sindsdien heb ik geen pijn meer, word ik steeds dikker, en de röntgenfoto's die ik liet maken, toonden overtuigend het verdwijnen van de zweren aan. Ik heb me beschikbaar gesteld voor de medische toetsingscommissie. Ik kan u zeggen dat ze verbaasd stonden!‘
De vrouw gaat verder: ‚Maar dat is nog helemaal niets. Verleden week stond een blinde man hier op de binnenplaats. Hij wachtte gedurende meerdere dagen en nachten. Omdat ik vaker hier kom, viel hij me op. Ik had met hem te doen, en ik nodigde hem uit om te komen eten en: ‚Nee,‘ wees hij af, ‚ik mag het moment niet missen, als meneer Gröning naar buiten komt.‘ Toen bracht ik hem broodjes en zei hem dat ik ervoor zou zorgen dat hij naar het station gebracht zou worden. ‚Ik heb niemand nodig, want ik zal alleen naar het station kunnen gaan.‘ En toen beleefde ik het met mijn eigen ogen. Meneer Gröning kwam, en de jonge man schreeuwde het uit: ‚Ik kan weer zien!‘ Inderdaad, de sluier was van zijn ogen geweken. Hij beschreef mij wat ik voor een tas in mijn hand had. Hij zei: ‚Daar rijdt een auto, en daar zit het nummerbord.‘ En hij vond alleen de weg naar het station. Alle omstanders hebben van vreugde gehuild.‘“
Geneesverbod van de kant van instanties en artsen
Het duurde niet lang of ook de instanties - in de eerste plaats de gezondheidsinstanties - bemoeiden zich met de zaak. Een toetsingscommissie werd gevormd, en Bruno Gröning kreeg een geneesverbod. Enkele invloedrijke artsen waren zijn uitgesproken vijanden. Zij zetten alles op alles om zijn werken te verhinderen, en eisten dat hij zich moest onderwerpen aan een wetenschappelijke test betreffende zijn vermogen tot genezen. Welke gezindheid echter achter het verbod stak, werd duidelijk uit de volgende uitspraken van toonaangevende, hierbij betrokken medici: „Gröning kan bewijzen wat hij wil, men zal hem de vergunning om te genezen toch niet geven.“ „Het druist tegen de beroepseer van de artsen in zich met Gröning in te laten.“ Eind juni moest hij Herford definitief verlaten. Alle inspanning om een geneesvergunning te verkrijgen, waren op niets uitgelopen.
Ontwikkeling en doorslaggevende fases in het leven
Voorbereiding op zijn latere werk
Opgedrongen en afgebroken studiejaren
Nadat hij de basisschool tot de vijfde klas had bezocht, begon Bruno Gröning een handelsopleiding. Deze moest hij echter na tweeënhalf jaar op aandringen van zijn vader afbreken. De metselaar wilde dat zijn zoon in elk geval een vak in de bouw zou leren. Hij liet hem tot timmerman opleiden, maar ook hier kwam het niet tot een examen. De economische verwarring van de na-oorlogse tijd liet het niet zover komen. Een kwart jaar voor beëindiging van zijn studietijd moest de firma, bij welke hij studeerde, wegens gebrek aan opdrachten sluiten. In de daaropvolgende tijd leefde hij van de meest verschillende werkzaamheden. Egon Arthur Schmidt schrijft over deze tijd:
„Elk werk, dat hij aanpakte, lukte“
„Daarover werd mij door verschillende collega’s van zijn werk als bijzonder kenmerk verteld, dat hem elk werk, dat hij aanpakte lukte, of hij nu klokken of radiotoestellen repareerde, of als metaalbewerker werkzaam was. Technische dingen lagen hem bijzonder. Hij heeft het ook nooit geschuwd het grofste en lichamelijk zwaarste werk te verrichten. Als havenarbeider heeft hij hetzelfde zware werk gedaan als ieder ander van zijn kompels. Hij maakte daarvan geen geheim, het hoorde immers bij de weg die hem door de diepten leidde om de hoogte te bereiken. Een oud chinees spreekwoord zegt: ‚Wie nooit door een moeras ging, kan geen heilige worden.‘ Er zijn genoeg getuigenissen van vroegere metgezellen voorhanden, waarvan er één mij pas onlangs bereikte en waarin zonder voorbehoud eenvoudig en simpel staat, dat de verteller Bruno Gröning vanuit een eenjarige samenwerking als de best denkbare en fatsoenlijkste kameraad die hij ooit had in goede herinnering hield.“
Huwelijk en zware beproevingen in het gezin
Op z’n 21e jaar trouwde hij. Maar zijn vrouw had geen begrip voor hem. Zij wilde hem in de bekrompenheid van een burgerlijk familieleven dwingen en deed de genezingen als „grillen“ af. De in 1931 en 1939 geboren zoons Harald en Günter stierven beiden op de leeftijd van negen jaar. Hoewel reeds talloze mensen door Bruno Gröning genezing hadden ervaren, geloofde Gertrud Gröning niet in de genezende kracht van haar man. Ze vertrouwde de kinderen niet aan hem, maar aan de artsen toe. Maar de reguliere geneeskunde kon niet helpen. De twee jongens stierven in het ziekenhuis, Harald in 1940 in Danzig, Günter in 1949 in Dillenburg. Voor Bruno Gröning waren dit zware slagen van het lot. Zelfs jaren later kreeg hij nog tranen in zijn ogen als hij over zijn zoons sprak.
Zo was de tijd tussen de twee wereldoorlogen voor hem een voorbereiding op zijn latere werken. Hij moest menig bittere ervaring opdoen om de mensen op elk levensniveau te kunnen begrijpen en hun nood mee te kunnen voelen.
Helpen in plaats van schieten – aan het legerfront en in krijgsgevangenschap
In de tweede wereldoorlog werd hij in 1943 voor het leger opgeroepen. Daar kwam het tot wrijvingen met zijn meerderen. Wegens zijn weigering op mensen te schieten, werd met de krijgsraad gedreigd. Tenslotte moest hij echter toch naar het front. Hij raakte gewond, kwam in Russische gevangenschap en kwam eind 1945 als ontheemde naar West-Duitsland.
Het gedrag van Bruno Gröning in de oorlogstijd was doordrongen van zijn wens te helpen. Zelfs aan het front benutte hij elke gelegenheid zich voor zijn kameraden of de burgerbevolking in te zetten.
In een Russisch dorp maakte hij voor de met hongerdood bedreigde mensen de toegang mogelijk tot de voorraden levensmiddelen van het leger. Tijdens de gevangenschap bevocht hij voor zijn kameraden betere kleding, beter eten en een beter onderkomen. Talloze mensen die aan hongeroedeem leden, hielp hij aan de genezing. In de verschrikking van de oorlog heeft hij geen mens gedood, maar tallozen geholpen.
Echtelijke scheiding en toewijding aan alle mensen
In december 1945 werd hij uit gevangenschap ontslagen, bouwde in het Hessische Dillenburg een nieuw bestaan op en haalde zijn gezin bij zich. Nadat echter ook de tweede zoon gestorven was en zijn vrouw hem elke helpende bezigheid wilde verbieden, scheiddde hij van haar. Hij voelde zich verplicht de genezende krachten, waarover hij beschikte, alle mensen te doen toekomen. Hij zei: „Ik behoor niet tot enkelen, ik behoor tot de mensheid.“
Begin 1949 leidde zijn weg naar het Roergebied. Door de berichten van enkele genezen personen werden steeds meer mensen op Bruno Gröning opmerkzaam. Hij trok van huis tot huis, steeds daar naartoe waar hij nodig was, waar zieken hem om hulp vroegen. Zo werkte hij in kleine kring, tot hij in maart 1949 de uitnodiging van een ingenieur uit Herford aannam om diens zoon te bezoeken.
Kindertijd en jeugd
Geslagen, bespot, onbegrepen, aangevallen – een kind dat anders is dan de anderen
Vlucht uit een hardvochtige omgeving in de natuur: „Hier beleefde ik God“
Bruno Gröning werd op 30 mei 1906 in Danzig-Oliva als vierde van zeven kinderen van het echtpaar August en Margarethe Gröning geboren. Zijn ouders merkten al vroeg het buitengewone van hun zoon. Bijvoorbeeld dat de als schichtig geldende dieren, zoals hazen en reeën, spontaan naar hem toe kwamen en zich zonder angst door hem lieten aaien.
Hoe ouder Bruno Gröning werd, des te vreemder leek hem zijn omgeving. Gröning vertelde dat hij thuis menig maal bont en blauw werd geslagen. De klappen, zo zei hij, deden zijn lichaam geen pijn, maar hij voelde zich onbegrepen.
Door de harteloosheid van zijn omgeving afgesloten, vluchtte de kleine Bruno in de natuur. Hij voelde zich meer tot de dieren, bloemen en struiken aangetrokken dan tot sommige mensen. Vaak verdween hij urenlang in het nabijgelegen bos.
„Hier beleefde ik God, in elke struik, in elke boom, in elk dier, ja, zelfs in de stenen. Overal kon ik urenlang - er bestond eigenlijk geen begrip van tijd - staan en peinzen, en steeds was het mij als verwijdde zich mijn gehele innerlijke leven tot in een oneindigheid.“
Aan de wilde vechtpartijen van leeftijdgenoten deed hij nooit mee. Zo was hij dikwijls het voorwerp van kwade spot en werd om zijn anderszijn geslagen en bestraft.
Graag geziene genezingen bij mens en dier
Mettertijd werd elk aspect in het wezen van Bruno Gröning herkenbaar, dat hem later in het voetlicht van de openbaarheid zou brengen: In zijn aanwezigheid werden mensen en dieren gezond. Vooral tijdens de eerste wereldoorlog bezocht hij vaak de lazaretten, waar men hem graag zag. De gewonden voelden zich in zijn aanwezigheid goed, en velen werden gezond. Ook lieten zieken zijn moeder komen met de vraag met de kleine Bruno bij hen te komen. In de familie en in de kennissenkring werd het genezende werk van de jongen graag geaccepteerd.
Streven naar zelfstandigheid
Bruno Gröning schrijft in zijn levensloop: „Reeds als klein kind werden in mijn bijzijn zieke mensen van hun klachten vrij, en kinderen evenals volwassenen werden bij opwinding of ruzie door enkele woorden van mij volledig rustig. Ik heb ook als kind de conclusie kunnen trekken, dat dieren, die gewoonlijk als schuw of ook als kwaadaardig golden, zich tegenover mij goedmoedig en tam toonden. Mijn verhouding met het ouderlijk huis was daarom zonderling en gespannen. Ik streefde spoedig naar volledige zelfstandigheid om uit de omgeving van het, ‚niet-begrepen-zijn’ van mijn familie weg te komen.“
Bruno Gröning (1906-1959)
Een ongewoon mens in maatschappelijke controverse
In het jaar 1949 kwam de naam Bruno Gröning plotseling in de schijnwerpers van de Duitse publiciteit te staan. Pers, radio en weekbladen deden hiervan verslag. Maandenlang benam het gebeuren rond de „wondergenezer“, zoals hij spoedig werd genoemd, de jonge republiek de adem. Er draaide een bioscoopfilm, wetenschappelijke toetsingscommissies werden ingesteld, de autoriteiten hielden zich, tot in het hoogste college, bezig met het geval Bruno Gröning. De Noordrijn-Westfaalse minister van Sociale Zaken liet Bruno Gröning vervolgen wegens overtreding van de „heilpraktikerwet“ (in Nederland niet van toepassing), de Beierse minister-president verklaarde daarentegen, dat men zo'n „bijzondere verschijning“ zoals Gröning niet in paragrafen moest indelen. Het Beierse Ministerie van Binnenlandse Zaken duidde het werken van Bruno Gröning aan met „vrije liefdadigheid“.
In alle lagen van de bevolking werd heftig en controvers over het geval Bruno Gröning gediscuteerd. De emotionele golven brandden hoog. Geestelijken, artsen, journalisten, juristen, politici en psychologen: allen spraken over Bruno Gröning. Zijn wondergenezingen waren voor de één genadegeschenken van een hogere macht, voor de ander kwakzalverij. Maar het daadwerkelijke van de genezingen werd door medische onderzoeken bewezen.
Wereldwijde interesse voor een eenvoudige arbeider
Bruno Gröning, in 1906 geboren in Danzig en na de oorlog als vluchteling geëmigreerd naar West-Duitsland, was een eenvoudige arbeider. Hij heeft van de meest verschillende werkzaamheden geleefd, hij was o.a. timmerman, fabrieks- en havenarbeider. Nu stond hij plotseling in het middelpunt van de publieke belangstelling. Het bericht van zijn wondergenezingen verbreidde zich wereldwijd. Uit alle landen kwamen zieken, verzoekschriften en aanbiedingen. Tienduizenden genezingzoekenden pelgrimeerden naar de plaatsen waar hij werkte. Een revolutie in de geneeskunde begon zich af te tekenen.
In de greep van verbod, gerechtelijke procedures en medewerkers op winstbejag
Maar ook de tegenkrachten waren er. Ze zetten alles in beweging om het werk van Bruno Gröning te belemmeren. Genezingsverboden achtervolgden hem, processen werden hem aangedaan. Al zijn streven om zijn werk in geordende banen te leiden, mislukte. Enerzijds door tegenstand van de toonaangevende maatschappelijke krachten, anderzijds door onvermogen of winstbejag van zijn medewerkers. Toen Bruno Gröning in januari 1959 in Parijs stierf, was het laatste proces tegen hem in volle gang. Het proces werd geschorst, nooit werd een definitief oordeel uitgesproken. Maar veel vragen bleven open.