De Gröning-Bond

Hoop op vrij werken via de vereniging

Bruno Gröning haelt eine Gemeinschaftsstunde ab

Om ondanks het geneesverbod toch zoveel mogelijk mensen te kunnen bereiken, had Bruno Gröning in het begin van de vijftiger jaren al gemeenschappen in het leven geroepen. Daar hield hij alleen toespraken en richtte zijn gehele streven erop de hulpzoekenden zijn weten door te geven.

Wettelijke bescherming en gerenommeerd bestuur

Op 22 november 1953 liet hij als overkoepelend orgaan in Murnau/Seehausen de Gröning-Bond oprichten. De Bond zou in het verenigingsregister worden ingeschreven en Bruno Gröning de wettelijke bescherming van zijn werken bieden. Zo moest verder conflict met de Heilpraktikerwet definitief voorkomen worden.

Tot het bestuur van de Gröning-Bond  behoorden onder andere: graaf Zeppelin, graaf Matuschka, Anny barones Ebner von Eschenbach, architect Ing. Hermann Riedinger en directeur Konstantin Weisser, aanvankelijk ook Rudolf Bachmann als medeoprichter, van wie zich de Bond al gauw losmaakte. President voor het leven werd Bruno Gröning.

Winstbejag van de secretaris zegeviert ten koste van het welzijn van de zieken

Secretaris van de Bond werd de uit Heidelberg afkomstige journalist en lector Egon Arthur Schmidt. Hij stond in Herford al dicht aan de kant van de „wondergenezer“ en had de vereniging Kring van vrienden van Bruno Gröning opgericht. Deze fungeerde echter niet naar de zin van Bruno Gröning en werd al na korte tijd opgeheven. Bruno Gröning nam toen afstand van Schmidt, omdat hij donaties had achtergehouden.

In 1952 richtte Schmidt zich opnieuw tot Gröning en verklaarde dat hij zijn fouten inzag. Hij vroeg bij de opbouw van het werk te mogen helpen, en Bruno Gröning nam hem weer als medewerker aan. Zo had Schmidt dus opnieuw de gelegenheid te tonen, of hem werkelijk het welzijn van de zieken of alleen zijn eigen financieel voordeel aan het hart lag.

In 1955 nam Bruno Gröning definitief afstand van Schmidt, aangezien deze zijn instelling niet had veranderd. Hij probeerde nog steeds van de capaciteiten van Gröning te profiteren. Na de scheiding tracht Schmidt enkele processen tegen Gröning aanhangig te maken. Hij wilde achteraf geld voor zijn vrijwillige medewerking bevechten.

Wie is er voor wie - de Bond voor het werken van Gröning of het werken van Gröning voor de Bond?

De zakelijke leiding van de Bond namen Konstantin Weisser en Hermann Riedinger op zich. Dit leek enerzijds veelbelovend, daar zij ervaring hadden en hun kennis en ontwikkeling het werken van Bruno Gröning ten goede konden komen. Maar het hield anderzijds ook het gevaar in, dat zij aanmatigend tegen de wil van de eenvoudige arbeider zouden handelen, omdat hij niet met hun ontwikkelingsniveau overeenkwam.

Mettertijd ging de ontwikkeling inderdaad deze kant op, en het werd voor beide mannen steeds moeilijker zich door Bruno Gröning iets te laten gezeggen. Zij leken helemaal te vergeten, dat de Bond niet alleen de naam van Bruno Gröning droeg, maar ook om zijnentwil bestond. Voor hen werd de Gröning-Bond steeds meer tot een doel op zich. Zijn eigenlijke doelstelling, de noodlijdenden te helpen, verloren zij helemaal uit het oog. Het leek alsof ze niet wilden weten dat het Gröning was, door wie de genezingen werden bewerkstelligd en niet door de Bond.

Zo ontwikkelde de Gröning-Bond steeds meer tot het tegendeel van dat, wat hij eigenlijk moest zijn. Voor de man, wiens naam hij droeg, werd de Bond tot een gevangenis, die hem, in plaats van vrij te maken, steeds meer beperkte.

Het eerste gerechtsproces over het geneesverbod (1951-1952)

Grönings werken een genezingswerk in medische zin?

Bruno Gröning angeklagt

Aanklacht wegens het ongeoorloofd uitoefenen van de geneeskunde

In 1951/52 stond Bruno Gröning in München voor de eerste keer wegens ongeoorloofd uitoefenen van de geneeskunde voor de rechtbank. Had het Beierse ministerie van binnenlandse zaken zijn werken in 1949 nog als vrij liefdadigheidswerk gezien, zo werd het nu als genezingswerk in medische zin beoordeeld.

De aanklacht berustte op de Heilpraktikerwet uit het jaar 1939, die de tot dan toe geldende vrijheid tot genezen beëindigde en de geneeskunde indertijd in handen van nationaal socialistische artsen moest overbrengen.

Het al dan niet overtreden van de Heilpraktikerwet

Bruno Gröning werd zowel in eerste als in tweede instantie vrijgesproken. De voorzitter van de arrondissementsrechtbank München verklaarde in zijn vonnis in maart 1952:

„De rechtbank zou het als vermetel zien de aangeklaagde op grond van eenzijdige rapporten te veroordelen. Want of het werken van Gröning überhaupt onder ‚de Heilpraktikerwet‘ valt, is meer dan twijfelachtig, aangezien het op een gebied ligt, dat heden ten dage nog veel te weinig is onderzocht.“

In hoger beroep werd de vrijspraak weliswaar bevestigd, maar het werken van Gröning werd duidelijk als genezingswerk in de zin van de Heilpraktikerwet gezien:

„De aangeklaagde heeft dus zonder verlof en zonder als arts te zijn ontboden een bezigheid tot constatering, genezing of verbetering van ziekten, kwalen of lichamelijk letsel bij mensen uitgevoerd, die als geneeskunde in de zin van de Heilpraktikerwet te beschouwen is.[…]“

Een schulduitsluitende vergissing betekent zoveel als genezingsverbod

Het vonnis voorts: „Een veroordeling van de aangeklaagde kon echter daarom niet tot stand komen, omdat hij zich ten opzichte van het objectieve kenmerk van de feiten van uitoefening der geneeskunde in een schulduitsluitende vergissing had bevonden en dus niet met voorbedachte rade had gehandeld.“

Aangezien de schulduitsluitende vergissing, waarin Bruno Gröning zich zou hebben bevonden door juridisch oordeel opgehelderd werd, kwam deze ondanks de vrijspraak op een gerechtelijk geneesverbod neer. Van nu af aan moest Bruno Gröning weten, dat zijn werken een uitoefening van de geneeskunde in de zin van de Heilpraktikerwet en dus verboden was. De ware samenhangen van zijn werken, volgens welke zijn manier van handelen niets met een geneesmethode in medische zin te maken heeft, werden niet onderkend.

Bedriegers toegestaan

Bruno Gröning geeft alle mensen de kans om te keren

Bruno Gröning inmitten von Menschen

Afgedwongen betalingen – medewerkers tonen hun ware gezicht

Steeds weer verschenen mensen onder het voorwendsel van ondersteuning aan Bruno Gröning. Velen waren echter alleen maar erin geïnteresseerd profijt van zijn vermogens te hebben. Hij leek een onweerstaanbare aantrekkingskracht op zulke mensen te hebben. Als zij hun doel niet bereikten of Gröning afstand van hen nam, probeerden zij vaak hem door langdurige processen tot betaling van geld te dwingen.

Zoals bijvoorbeeld mevrouw Hülsmann, die met haar man in maart 1949 Bruno Gröning uit dankbaarheid voor de genezing van haar zoon als gast bij zich in Herford opnam. Nadat was komen vast te staan, dat zij aan Gröning niets kon verdienen, diende zij een aanklacht in bij de arbeidsrechtbank. Zij liet zich de tijd, die zij hem ooit kosteloos ter beschikking had gesteld, als werkuren berekenen en vorderde haar loon met terugwerkende kracht. Bruno Gröning moest haar tot zijn levenseinde een maandelijkse termijn betalen. Dat was geen op zichzelf staand geval. In zo'n of soortgelijke vorm toonden velen van zijn voormalige medewerkers hun ware gezicht.

„Ook deze mensen moesten er zijn om te laten blijken hoe de mens is”

Maar waarom liet Bruno Gröning deze vermeende helpers zo dicht bij hem komen? Waarom hield hij zulke „zakenlieden“ niet eenvoudig van zijn lijf? In een toespraak op 31 augustus 1950 in München ging hij op deze kwestie in: „Wat mensen tot nu toe niet onbeproefd gelaten hebben, is geweest, aan deze kleine man met zijn kennis en kunnen geld te verdienen. Zij geloofden een goudmijn te hebben gevonden. Zij hebben ook voor een deel de mogelijkheid gehad geld te verdienen, maar profijt hebben zij God zij dank niet. Ook deze mensen moesten er zijn, en wel daarom, om naar voren te brengen, wie de mens is, dat de mens over lijken gaat en er niet naar vraagt, of de zieke wordt geholpen of niet. Er zijn mensen, die over lijken gaan, die een zieke rustig kunnen zien liggen. Deze mensen hebben er nooit naar gevraagd, zij hebben niets onbeproefd gelaten om in mijn nabijheid te zijn. Ik weet, er wordt hier en daar de vraag aan de orde gesteld, ja, als die man zoveel weet, waarom heeft hij dan dit niet geweten, misschien weet hij niets. Of en in hoeverre ik iets weet, zult u geleidelijk aan te weten komen. Maar dit moest gebeuren. Dit materiaal heeft aan deze opbouw ontbroken, om voor u allen de weg vrij te maken.“

„… dan weet iedereen wie u bent“

Grete Häusler (1922-2007, zelf genezen, jarenlang medewerker van Bruno Gröning en stichter van de Bruno Gröning-Vriendenkring beschrijft in haar boek Hier is de waarheid rond Bruno Gröning het volgende voorval: „Toen ik eens bij het afscheid de heer Gröning al het goede wenste en zei: ‚Meneer Gröning, ik wens u, dat u nu rust mag hebben om te werken en door geen enkele verkeerde medewerker wordt aangevallen,‘ antwoordde hij tot mijn grote verbazing: ‚Helemaal fout, dat moet zo zijn!‘ Ik begreep dat toen niet, maar hij legde mij uit, waarom hij dit allemaal moest doen en doorstaan. Hij gaf mij daarmee een groot geheim prijs: ‚Ik weet, wat een mens in zich draagt. Als ik echter tegen de mensen zou zeggen: ‚Dat is een leugenaar, dat is een bedrieger, een dief,‘ dan zou niemand mij geloven. Wat moet ik doen? Ik moet deze mensen naar mij toe trekken, hun het goede leren, hen tot ommekeer bewegen en hun dan de gelegenheid geven te liegen, te bedriegen en te stelen. Als zij het nu desondanks doen, weet ieder, wie zij zijn. Dan laat ik ze heel dichtbij mij komen, en ben niet laf, dan vecht ik.‘“

Nieuwe wegen en doodlopende wegen

Profiteurs rond Gröning

Bruno Gröning und Otto Meckelburg

Een Gröning-manager, die zich zelf heeft benoemd met exclusieve eisen

Uit dankbaarheid voor de genezing van zijn vrouw wilde de zakenman uit Wangerooge Otto Meckelburg Bruno Gröning ondersteunen en legde deze concrete plannen voor de oprichting van genezingsoorden voor. Bruno Gröning ging erop in en Meckelburg werd zijn „manager“.

Eind december begaven beiden zich naar Wangerooge. Hier sprak Gröning op door Meckelburg georganiseerde bijeenkomsten en bewerkstelligde talloze genezingen. Hij schonk de man zijn volle vertrouwen. In een op 8 januari 1950 op Wangerooge schriftelijk vastgelegde verklaring legde hij de toekomst van zijn werk geheel in handen van Meckelburg:

„De heer Gröning verklaart zich akkoord met dit plan van de heer Meckelburg, en verplicht zich zijn persoon tot het bereiken van dit doel volledig ter beschikking te stellen om de heer Meckelburg bij de voorgenomen verenigingsoprichting en de vereniging zelf bij haar latere werk elke noodzakelijke ondersteuning ten deel te laten vallen en überhaupt alles wat in zijn macht ligt te doen, wat de bovengenoemde doelen kan dienen. Deze verplichting neemt de heer Gröning op zich, zowel tegenover de heer Meckelburg persoonlijk als tegenover de in de oprichting begrepen vereniging met de bovengenoemde doelstelling. De heer Gröning verplicht zich bovendien deze ondersteuning geen andere persoon en geen ander gezelschap ten deel te laten vallen. Hij zal zijn werk in het kader van de vereniging en alleen in overeenstemming met de heer Meckelburg uitoefenen.“

Nog in januari richtte Meckelburg de Vereniging tot Onderzoek van de Gröningse Geneesmethoden op. Hijzelf werd directeur en ontving een maandloon van 1.000,- D.M. Bruno Gröning kreeg geen geld. Het bleek, dat Meckelburg zijn beloftes niet nakwam. Hij zag Gröning alleen als geldbron en betitelde hem spottend als zijn „beste paard van stal“. De patiënten waren hem om het even. Hij had Gröning met het contract aan zich gebonden, en de „wondergenezer“ moest doen, wat hij verlangde.

Pas in juni 1950 lukte het Gröning zich van Meckelburg los te maken, waarop deze hem wraak zwoer: „Die Gröning zal ik wel kleinkrijgen, ik breek hem al z'n botten.“

Een alternatief genezer met aanbiedingen om lezingen te geven

Hierna werkte Gröning enkele maanden samen met de Münchener alternatief genezer Eugen Enderlin. Deze had op de Traberhof een genezing gekregen en bood Bruno Gröning aan in zijn praktijk toespraken te houden. Maar ook Enderlin ontpopte zich als profiteur. Het ging hem niet erom te helpen, maar hij wilde uit het „fenomeen Gröning“ geld slaan. Tegen het einde van het jaar maakte Gröning zich ook los van hem en eveneens een herhaalde samenwerking in 1952/53 mislukte door dezelfde oorzaken.

Een carrièremaker als genezer

In de daaropvolgende tijd hield Gröning toespraken in het pension Weikersheim in Gräfelfing. De journalist dr. Kurt Trampler nam hem bij zich op en organiseerde de bijeenkomsten. Hij kende Gröning al sinds de herfst van 1949. Destijds was hij als verslaggever van een krant in München naar de Traberhof gekomen en had onverwacht de genezing van een beenkwaal gekregen. Uit dankbaarheid schreef hij het boek De grote Ommekeer en zette zich bij de autoriteiten voor Gröning in. Net zoals bij Enderlin waren ook de toespraken in Gräfelfing goed bezocht. Ongelooflijke genezingen vonden plaats. Maar ook de verbinding met Trampler brak. Hij meende op een dag genoeg van Gröning geleerd te hebben, verliet hem en maakte zich als genezer zelfstandig.

De Traberhof - Massale stormloop in Rosenheim

Tot aan 30.000 hulpzoekenden verzamelen zich dagelijks in september 1949 voor Gröning

01 Bruno Gröning am Traberhof 02

Na afsluiting van de Heidelbergse onderzoeken keerde Bruno Gröning in augustus 1949 naar Zuid-Duitsland. Hij wilde de drukte die om zijn persoon gemaakt werd ontlopen en trok zich terug op een landgoed bij Rosenheim in de buurt van München. Eerst lukte het om zijn verblijf geheim te houden. Nadat echter de eerste kranten over zijn aankomst in Beieren melding hadden gemaakt, begon een massale bestorming.

Tot 30.000 mensen stroomden dagelijks naar de Traberhof bij Rosenheim. Pers, radio en weekbladen deden verslag. Er draaide zelfs een bioscoopfilm met de titel „Gröning“ en de gebeurtenissen rond hem gaven bewijs.

Bijbelse taferelen

De krant Zeitungsblitz berichtte in de tweede week van september in een speciale editie: „Intussen hadden zich meer dan tienduizend mensen verzameld, die allen sinds uren in de gloeiende hitte op het grote ogenblik wachtten dat Gröning op het balkon kwam, tot de menigte sprak en zijn genezende kracht uitstraalde. De mensen stonden dicht op elkaar gedrukt, om in het volle genot van zijn ‚genezende stralen‘ te komen. Reeds begonnen de reacties te komen bij de ernstigste zieken in hun rolstoelen en zitplaatsen en bij de mensen die apart aan de kant stonden. Opnieuw begonnen halfblinden te zien, opnieuw verhieven zich mensen die tot dan toe niet konden lopen, opnieuw bewogen verlamden hun stijve ledematen. Honderden vertelden over ergere pijn op de zieke plekken, over trekken, steken en kriebelen, over een gevoel van een onbeschrijfelijk ‚licht-zijn‘ en plotseling verdwijnende hoofdpijn.“

Niet alleen op de Traberhof kwam het tot Bijbelse taferelen. Overal waar Gröning verscheen, was hij in een oogwenk omringd door talloze zieken. Anita Höhne beschrijft in haar boek Geistheiler heute de toestand rond Gröning: „Als Gröning alleen maar zijn komst aankondigde, begonnen er al pelgrimstochten. Typisch de taferelen die de journalist Rudolf Spitz bij een Gröning-bezoek in september 1949 in München zag:

‚Om 19.00 uur stonden er duizenden in de Sonnenstrasse. Om 22.30 uur stonden ze er nog. Ik heb in vijf jaren oorlog veel meegemaakt, maar nooit was ik meer verbijsterd dan in de vier uur waarin ik tegenover Bruno Gröning zat en een gruwelijke parade van ellende en lijden meemaakte. Epileptici, blinden en verlamden op krukken verdrongen zich voor hem. Moeders hielden hun verlamde kinderen voor. Er waren mensen die flauwgevallen waren, er klonk geschreeuw, smekend hulpgeroep, verzoeken, wensen, diepe zuchten.‘“

Staatsorganen bekennen welgezindheid

Anita Höhne citeert de journalist Rudolf Spiz: „‚Zieken op draagbaren, verlamden, een grote mensenmenigte aanschouwde een andere journalist uit München, dr. Kurt Trampler, ook op de Traberhof bij Rosenheim, waar Bruno Gröning toen verbleef, Trampler kwam als verslaggever van de weekkrant Münchener Allgemeiner - een nuchtere journalist, die alleen maar geloofde wat hij zelf zag en hoorde: ‚Wij horen nu vanaf het balkon een stem die niet van Gröning is, en haasten ons naar het raam. Pitzer, het hoofd van de politie in München, spreekt tot de verzamelde mensen. Hij vertelt dat de ischias die hem jarenlang geplaagd had, in Grönings aanwezigheid minder is geworden. Pitzer is bepaald geen man die tot hypergevoelige voorstellingen neigt, maar van wat hij aan zichzelf heeft waargenomen, kan hij getuigen. Nu staat hij openlijk aan Grönings kant, en de CSU-afgevaardigde Hagen volgt hem met een zelfde verklaring.‘“

Ook de Beierse autoriteiten waren Bruno Gröning welgezind. Het dagblad Münchener Merkur meldde op 7 september 1949 onder de kop „Welwillendheid jegens Gröning“: „Minister-president dr. Erhard verklaarde op maandag op een persconferentie, dat men het werken van een ‚buitengewone verschijning‘ zoals Bruno Gröning niet door paragrafen van de wet moest laten mislukken. Volgens zijn opvatting staan geen grote problemen de toelating van Gröning in Beieren in de weg.

Het Beierse Binnenlandse Staatsministerie maakt bij de redactiesluiting bekend: Het voorlopig onderzoek naar het genezende werken van Bruno Gröning heeft uitgewezen, dat dit als een vrij liefdewerk beschouwd kan worden en in dit kader geen toestemming nodig heeft volgens de genezerswet (Heilpraktikergesetz, in Nederland niet van toepassing).“

Van beschadiging van zijn goede naam tot medische documentatie van genezingen

Op de Traberhof werd rond Gröning veel drukte gemaakt. Er kwamen veel zakenlieden die munt uit zijn bijzondere gave wilden slaan. Deze brachten zijn naam en aanzien schade toe en bewerkstelligden dat de autoriteiten er afstand van namen. Toen de toestand onhoudbaar werd, trok Gröning zich in de Beierse bergen terug. Hij wilde enkele aanbiedingen voor de opbouw van herstellingsoorden nagaan. Het was zijn doel instellingen voor elkaar te krijgen waarin hulpzoekenden in geordende banen genezing zouden kunnen verkrijgen. Artsen zouden voor- en na-onderzoeken naar het Heidelbergse voorbeeld moeten doen en de intredende genezingen documenteren.

Het „fenomeen Gröning“ en de wetenschap

Medische toets in Heidelberg belooft schriftelijk rapport

Bruno

In deze tijd in Herford begonnen de medisch gespecialiseerde medewerkers van het tijdschrift Revue Grönings genezingssuccessen te onderzoeken. De Marburgse psycholoog en geneeskundige prof. dr. H.G. Fischer ging met een speciale staf van correspondenten naar Herford. Daar voerde hij gesprekken met genezen mensen en moest verrast vaststellen dat Grönings „methode“ inderdaad succesvol was. Vervolgens besloot de Revue om aan de wetenschappelijke opheldering van het „fenomeen Gröning“ bij te dragen. In de Heidelbergse universiteitskliniek moest de „geneesmethode“ van de „wondergenezer“ onderzocht worden.

Bruno Gröning ging op de voorstellen van Fischer in, omdat deze hem bij een gunstig verloop een positief rapport beloofde. Gröning hoopte een weg tot vrij werken gevonden te hebben.

Genezingen voor de ogen van de artsen - „Bruno Gröning geen charlatan”

Op 27 juli begonnen de onderzoeken. De personen bij wie hij zijn kunnen moest bewijzen, werden uit de groep van die zieken uitgekozen, die zich in meer dan 80.000 smeekbrieven tot hem gewend hadden. Hierbij kwamen enkele patiënten van de Heidelbergse Ludolf-Krehl-Kliniek. Zij allen kregen een zorgvuldig vooronderzoek, en er werden nauwkeurige diagnosen gesteld. Aansluitend kwamen zij naar Gröning, die „zijn methode“ bij hen liet werken. Hierbij waren steeds artsen aanwezig. Zij waren er getuige van hoe ziekten deels spontaan verdwenen. De in de kliniek uitgevoerde na-onderzoeken bevestigden de genezingen. Zelfs ongeneeslijke ziekten, zoals de ziekte van Bechterew, werden genezen.

In een in de Revue afgedrukt voorrapport verklaarde prof. dr. Fischer uitdrukkelijk dat Bruno Gröning geen charlatan, maar een op natuurlijke wijze begaafde zielkundige was. Daarmee probeerde hij het „fenomeen Gröning“ vanuit zijn zienswijze te verklaren, zonder hem echter recht te laten wedervaren.

Gröning weigert winstbejag

Het definitieve rapport moest na verwerking van de resultaten opgesteld worden. Bruno Gröning kreeg de verzekering dat de weg voor zijn verdere werken definitief werd vrij gemaakt. In de tussentijd deden de heren professoren Fischer en Von Weizsäcker (onder wiens bescherming de hele onderneming stond) Bruno Gröning het volgende voorstel: zij wilden herstellingsoorden oprichten waarin hij aan de zijde van artsen moest werken. De leiding en keuze van de patiënten behielden zij zich voor.

Daarop zei Bruno Gröning: „De aan mij door prof. F. in deze samenhang gestelde financiële voorwaarden enzovoort waren zo gesteld, dat zij voor mij onaanvaardbaar waren. Natuurlijk werden hierover veel besprekingen gevoerd, ook met heren die dit werk wilden financieren. Ik kon het met de voorstellen van professor F. niet eens zijn en heb ze daarom afgewezen, omdat ik

  1. geen cent bezat, dus kon ik jegens hem ook geen financiële verplichtingen op mij nemen, die ik niet zou hebben kunnen nakomen;
  2. nooit eraan gedacht heb om van het hele plan een handel te maken.

Het was voor mij daarom allemaal een onmogelijke eis. Bovendien wilde ik alleen maar dat doen, zoals het mij door mijn roeping is gegeven: de hulpzoekende helpen en mij daarom voor de artsen zoals psychotherapeuten ter beschikking stellen, maar nooit een handel van de hele zaak maken.“

Uitblijven van het rapport en potentieel conflict met de wet

De afwijzende houding van Bruno Gröning liet de professoren hun belangstelling voor hem verliezen. Het beloofde rapport werd nooit opgesteld. In plaats van voor hem een vrij werken mogelijk te maken, werden voor hem slechts nieuwe obstakels op de weg gelegd. Met betrekking tot de onderzoeken werd zijn „genezingsmethode“ met begrippen als „behandeling“, „patiënt“ etc. benoemd en als medisch werk gewaardeerd. Daarmee was een conflict met de Heilpraktikerwet (wet op het alternatief genezen - in Nederland niet van toepassing) voorgeprogrammeerd.

1949 - In het middelpunt van de publiciteit

Bruno Grönings werken in Herford

Tausende

Duizenden zieken en hulpzoekenden belegeren Gröning

De negenjarige Dieter Hülsmann was reeds langere tijd bedlegerig. Hij leed aan progressieve spierdystrofie en geen van de bezochte artsen en professoren kon hem helpen. Nadat Bruno Gröning zich over de jongen had ontfermd, kon het kind weer lopen. Ingenieur Hülsmann - overweldigd door de plotselinge genezing van zijn zoon - vroeg de gast te blijven. Hij wilde nog andere zieken uitnodigen, die - aldus Hülsmann - de „wonderman“ moest helpen.

Bruno Gröning nam het aanbod aan, en elke dag kwamen er meer hulpzoekenden. Steeds meer mensen hoorden over het wonderbaarlijke gebeuren rond Gröning. Het duurde niet lang of zijn naam lag op ieders lippen. De kranten berichtten over de „wondergenezer“ en in de Britse zone werd hij tot het gesprek van de dag. Duizenden stroomden naar de Wilhelmsplatz, mensenmassa's belegerden het huis.

Manfred Lütgenhorst van het dagblad Münchener Merkur schreef op 24 juni 1949 o.a.: „Toen ik 's morgens om 10.30 uur in Herford aankwam, stonden er voor het kleine, twee verdiepingen tellende huis op de Wilhelmsplatz zo'n duizend mensen. Het was een onbeschrijfelijk beeld van ellende. Talloze verlamden in rolwagentjes, anderen die door hun familie gedragen werden, blinden, doofstommen, moeders met onnozel geworden en verlamde kinderen, oude omaatjes en jonge mannen verdrongen zich en kreunden. Bijna honderd auto's, vrachtwagens en omnibussen stonden op het plein geparkeerd, en allen kwamen ze van verre.“

Verlammingen, maagzweren, blindheid: „de heer Gröening keek me aan en nu ben ik weer volledig gezond.”

Manfred Lütgenhorst gaat verder: „ ,Gelooft u dat u zult genezen?‘ vroeg ik aan de zieken. Ze knikten. ,Gisteren had u hier moeten zijn,‘ antwoordde iemand, ,Meneer Gröning was in Viersen in het Rijnland, en hier op de binnenplaats stonden vijf verlamden op en gingen gezond naar huis. Genezing op afstand - de binnenplaats heeft hen gezond gemaakt.‘ De andere zieken bevestigden het.

Ik ging verder door de menigte en stenografeerde hun wonderbaarlijke vertellingen mee. Deze alleen al waren genoeg om er een boek mee te vullen. Toen ik een sigaret opstak, zei een jonge man naast mij: ‚Alstublieft, verkoopt u mij er eentje!‘ Hij droeg een uniformjas en zag eruit als iemand die uit Rusland was teruggekeerd. Ik gaf hem de sigaret. Hij stak hem op en zei overmoedig: ‚Ziet u, alles kan ik nu weer alleen.‘ Daarbij bewoog hij zijn rechterarm samen met de vingers en zijn rechterbeen. ‚Bent u ook door Gröning genezen?‘ vroeg ik. ‚Ja, ik raakte in Rusland aan de rechterkant verlamd. Meneer Gröning keek mij aan, en nu ben ik weer helemaal gezond, ik kan het nog altijd niet begrijpen.‘ Gelukkig zwaaide hij met zijn ledematen.

Ik ging op een groep af, die zich rond een blonde, ongeveer veertigjarige vrouw schaarde. ‚Natuurlijk,‘ hoorde ik de vrouw zeggen, ‚ben ik ook door meneer Gröning genezen. Ik had enorme maagzweren, ik werd steeds magerder en kon van de pijn niet meer slapen. Met twaalf personen waren we bij Gröning.[...] Mij keek hij aan, en toen was het bij mij alsof de zweren als een steen op de aarde vielen. Sindsdien heb ik geen pijn meer, word ik steeds dikker, en de röntgenfoto's die ik liet maken, toonden overtuigend het verdwijnen van de zweren aan. Ik heb me beschikbaar gesteld voor de medische toetsingscommissie. Ik kan u zeggen dat ze verbaasd stonden!‘

De vrouw gaat verder: ‚Maar dat is nog helemaal niets. Verleden week stond een blinde man hier op de binnenplaats. Hij wachtte gedurende meerdere dagen en nachten. Omdat ik vaker hier kom, viel hij me op. Ik had met hem te doen, en ik nodigde hem uit om te komen eten en: ‚Nee,‘ wees hij af, ‚ik mag het moment niet missen, als meneer Gröning naar buiten komt.‘ Toen bracht ik hem broodjes en zei hem dat ik ervoor zou zorgen dat hij naar het station gebracht zou worden. ‚Ik heb niemand nodig, want ik zal alleen naar het station kunnen gaan.‘ En toen beleefde ik het met mijn eigen ogen. Meneer Gröning kwam, en de jonge man schreeuwde het uit: ‚Ik kan weer zien!‘ Inderdaad, de sluier was van zijn ogen geweken. Hij beschreef mij wat ik voor een tas in mijn hand had. Hij zei: ‚Daar rijdt een auto, en daar zit het nummerbord.‘ En hij vond alleen de weg naar het station. Alle omstanders hebben van vreugde gehuild.‘“

Geneesverbod van de kant van instanties en artsen

Het duurde niet lang of ook de instanties - in de eerste plaats de gezondheidsinstanties - bemoeiden zich met de zaak. Een toetsingscommissie werd gevormd, en Bruno Gröning kreeg een geneesverbod. Enkele invloedrijke artsen waren zijn uitgesproken vijanden. Zij zetten alles op alles om zijn werken te verhinderen, en eisten dat hij zich moest onderwerpen aan een wetenschappelijke test betreffende zijn vermogen tot genezen. Welke gezindheid echter achter het verbod stak, werd duidelijk uit de volgende uitspraken van toonaangevende, hierbij betrokken medici: „Gröning kan bewijzen wat hij wil, men zal hem de vergunning om te genezen toch niet geven.“ „Het druist tegen de beroepseer van de artsen in zich met Gröning in te laten.“ Eind juni moest hij Herford definitief verlaten. Alle inspanning om een geneesvergunning te verkrijgen, waren op niets uitgelopen.

Dokumentarfilm

Documentaire:
"Het fenomeen
Bruno Gröning"

Data filmvoorstellingen in vele steden wereldwijd

Grete Häusler-Verlag

Grete Häusler uitgeverij: Een grote keus uit boeken, tijdschriften, CD’s, DVD’s en kalenders

fwd

Wetenschappers aan het woord: Interessante aspecten van de leer van Bruno Gröning